Alles leek perfect geregeld. Door een gelukkige samenloop van omstandigheden kon ik samen met een collega een weekend naar Sint-Petersburg.
Een stad waar ik stiekem al lang van droomde om eens te bezoeken. Om de stad zelf – die, zo vertelde men mij, een soort vergrote kopie van Amsterdam zou zijn – en om de Hermitage, het grootste museum ter wereld. En om wat er in de Hermitage hangt: Rembrandt’s metershoge, beroemde werk ‘De terugkeer van de verloren zoon’. Legendarisch, historisch, bijzonder; dat moest het worden.
Het liep een beetje anders. Mijn collega moest onverwachts afzeggen, waardoor ik er alleen voor stond. En de ochtendvlucht die me om half negen in de stad zou afleveren, vertrok met zoveel vertraging dat ik pas halverwege de middag het grote plein voor de Hermitage op liep. Maar het leed was nog niet geleden: toen ik in de rij stond om dan toch maar de laatste uurtjes voor sluitingstijd mee te pakken, barstte een apocalyptische onweersbui los.
En zo stond De Verzopen Zoon even later voor De Verloren Zoon: volledig doorweekt, alleen en lichtelijk gestrest. Terwijl ik op het bankje neerzeeg hoorde ik gidsen in allerlei talen vertellen over de vader en de twee zoons. Over de uitdrukking op het gezicht van de vader. Over de handen die de zoon omsluiten, waarvan er één als vrouwenhand is geschilderd. Over de mysterieuze toeschouwers die op de achtergrond zichtbaar zijn, die niet delen in de blijdschap van de vader.
Ik moest denken aan mijn eigen vader, voor wie dit schilderij een bron van troost was. En aan de echte betekenis van het schilderij, aan de oneindige genade van een liefhebbende Vader. Het was alsof ik even zijn handen op mijn rug voelde: de rust keerde terug, ik warmde weer een beetje op en het gevoel van eenzaamheid verdween.
Met lichte tegenzin maakte ik me los uit de omhelzing, stond op en liep de zaal uit. Toen ik me omdraaide zag ik de vader zich ontfermen over andere verloren en verzopen zonen en dochters. Zo maar, midden in het grootste museum ter wereld.
Legendarisch, historisch, bijzonder.
(Column gepubliceerd in Agapè Magazine oktober 2013)