Een wonderlijke trip

De regen klettert op onze paraplu’s. We staan op het dak van een oud gebouw en kijken uit over de hoofdstad. De zware wolken vormen een schitterend decor voor deze stad aan de kust. We maken een rondleiding door de kasbah, de oude stad. Het massatoerisme is hier nog niet doorgedrongen. Een man trekt een gasfles over de steile trappen. Mannen in djellaba’s lopen rustig omhoog. Een vrouw houdt haar nikab met een hand omhoog om niet te struikelen. Maar de straatjes zijn vooral leeg – het is koud en nat, dan blijf je binnen. Hier wordt nog gewoon geleefd.

Ik ben in Algiers, de hoofdstad van Algerije, een land en een stad met een roerige geschiedenis. Meer dan honderd jaar was Algerije een overzees departement van Frankrijk. Na een acht jaar durende burgeroorlog werd het land in 1962 zelfstandig. Dertig jaar later ging het weer mis: een nieuwe burgeroorlog, dit keer vanwege oprukkend islamitisch extremisme, maakte meer dan honderdduizend slachtoffers. In de jaren erna waren er geregeld aanslagen en ontvoeringen.

Die geschiedenis is een belangrijke verklaring voor de twee gezichten die dit land heeft. Het ene gezicht ontdekte ik al bij de visumaanvraag op de ambassade in Den Haag: Algerijnen zijn echt heel aardig en behulpzaam. En nu, in het land zelf, zie ik het ook. Waar we ook komen en wie we ook spreken, we worden bijzonder goed behandeld.
Tegelijkertijd is er dat andere gezicht, dat van een staat die alles zeer nauwkeurig in de gaten houdt. Mijn gastheer heeft een diplomatieke functie hier waardoor ik die kant nog iets nadrukkelijker beleef. Zo worden we bij onze rondleiding vergezeld van een (opnieuw alleraardigste) politieagent. Ik ontdek later dat in de hele stad en door het hele land politieposten staan. Buiten de stad reizen kan voor mijn gastheer alleen onder begeleiding van een escorte. Ongemerkt rondreizen is er niet bij in dit land.

Maar goed, hier staan we dan, met uitzicht op de miljoenenstad. Onder onze voeten is de wijk waar zich de ‘Bataille de Algers’ afspeelde, in de jaren 60 op zeer realistische wijze verfilmd. De gids vertelt beeldend en laat allerlei details zien die ons anders zouden zijn ontgaan. Bij elke deur kun je aan een merkteken zien of er ooit moslims of joden woonden. Op andere muren staan die tekens ook als waarschuwing: hier kom je in de islamitische of in de joodse wijk. De huizen staan op rollen, zodat ze bij aardbevingen niet in elkaar storten maar heen en weer kunnen bewegen. En ergens, bijna beneden, hebben de Fransen de kasbah doorbroken en nieuwe huizen in Franse stijl ertussen gezet.

En dan opeens staan we in een paleis. Als ik mijn ogen laat wennen aan de plotselinge kleurenpracht zie ik Delfts blauw. Het blijkt een cadeautje te zijn geweest van Hollandse kooplieden aan de pasha die dit huis liet bouwen. Er zijn nog veel meer verrassingen in dit huis. Het blijkt vol te zitten met slimme architectonische trucjes. De keuken verwarmt de hamman. Het trappenhuis is zo ontworpen dat je niet kunt afluisteren en heeft zitbankjes zodat de heer des huizes zijn politiek kan bedrijven tussen de formaliteiten binnen en het rijtuig buiten.

Via de trappen dalen we af tot we op de straat staan voor de Ketchoua moskee. Het is de plek waar president Bouteflika ooit met Saddam Houssein en Khadafi heeft gestaan (althans, volgens onze gids). Een stukje verderop staat onze chauffeur te wachten, midden op straat. Maar wij kiezen voor de nieuwe metro. Onze vriendelijke politieagent loopt mee tot we kaartjes hebben gekocht en laat ons dan zelf de poortjes passeren en de metro pakken. Zowaar, we zijn ontsnapt. Wat een land, wat een stad.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.