Van goden en mensen

Een van de weinige dingen die ik van Algerije kende was de film ‘Des Hommes et des Dieux‘. Een slowmovie, in het Frans gesproken, over een klooster in het Atlasgebergte waar Franse monniken zich geconfronteerd zien met de burgeroorlog. Moslimextremisten hebben het op hen gemunt en zo komen ze voor het dilemma te staan: weggaan voor hun eigen veiligheid, of trouw blijven aan hun roeping ook als dat hun dood kan betekenen? De film werkt dit waargebeurde verhaal prachtig uit, dicht op de huid van de monniken in hun sociale werk en geestelijk leven. Spoiler: het loopt niet goed af. In 1996, een paar jaar na de eerste strubbelingen, worden zeven van de negen monniken ontvoerd en onthoofd. Hun lichamen worden nooit teruggevonden.


Ruim tweeëntwintig jaar later is het zaterdagochtend en moet ik me haasten omdat de escorte klaar staat. We gaan naar Tibhirine, het klooster van de monniken. Het wordt een spectaculaire reis, om meerdere redenen. Het slechte weer van de afgelopen dagen betekent: sneeuw in de bergen, met alle risico’s van dien. Om ondoorgrondelijke redenen horen wij pas op het laatste moment dat de benodigde begeleiding is geregeld, dus zijn we nog niet klaar als ze voor de deur staan. En daardoor rijdt de politie voor ons waarschijnlijk net wat harder en zijn ze net wat onvriendelijker voor de andere weggebruikers. Als onverwacht toetje schieten er halverwege de tocht meerdere apen (ja, apen – van die typische, echte berberapen) langs ons over de weg. Maar het is toch vooral de gedachte dat ik die bewogen plek nu echt zelf ga bezoeken die deze trip onvergetelijk maakt.

Het kost ons twee uur om bij het klooster te komen. De laatste kilometers rijden we in kolonne door een pak sneeuw, met een paar gendarmes én een tractor voor ons. Eerst lijkt het nog of die er toevallig tussen is geglipt, maar na verloop van tijd wordt het duidelijk dat de tractor erbij hoort – er wordt hier niets aan het toeval overgelaten.

We rijden langs een dal omhoog. De uitzichten zijn prachtig. Sneeuw op de bergen terwijl beneden nog wolken in het dal hangen. Boven breekt het steeds meer open. Ik zie mensen uitstappen om selfies te maken. En later zien we rijen auto’s langs de weg, net boven de sneeuwgrens. Kinderen glijden naar beneden, maken sneeuwpoppen en gooien met sneeuwballen. Sneeuwpret is universeel.

Dan arriveren we bij het klooster. We herkennen het niet, wat ook wel voor de hand ligt omdat de film niet op locatie is opgenomen. Op een klein poortje hangt een groot plakkaat met de bezoektijden. Ernaast hangt een bordje met ‘verboden te fotograferen’. Eenmaal binnen maken we kennis met frère Bruno die ons zal rondleiden. Hij maakt geen haast, het lijkt zelfs of hij er niet heel veel zin in heeft. Toch is hij zeer aimabel en relaxed. Dat fotograferen is geen enkel probleem, en omdat we maar met z’n tweeën zijn en buitenlands (denk ik) laat hij ons alles zien, ook binnen waar normaal gesproken geen gasten komen.


We lopen zo’n anderhalf uur rond in het klooster. ‘De zeven’ zijn nog overal aanwezig. Er hangen foto’s met teksten en toelichtingen. In een grote ruimte hangt het testament van broeder Christian, de abt die al voorvoelde dat het slecht zou aflopen. In een van de kamers staat een DHL pakket dat aan broeder Luc is geadresseerd. Hij heeft het nooit kunnen openmaken. Dan zien we in de tuin vijftien, zestien grafstenen. Bruno wijst de zeven aan. Het is een rustige plek, de sneeuw op de graven maakt het nog serener. We staan een paar minuten stil. Pas als Bruno mompelt dat hier natuurlijk alleen de hoofden liggen – de lichamen zijn nooit gevonden, dringt de gruwelijke werkelijkheid weer door.

We proberen wat dieper in gesprek te komen. Waarom was er zo’n weerstand? En hoe is dat nu? Maar veel antwoorden krijgen we niet. De plek zelf moet het verhaal vertellen, zo lijkt Bruno te communiceren. En dat doet het ook. Er zijn op dit moment zeven broeders, allemaal buitenlanders. Pal naast het klooster staat een grote moskee. Half afgebouwd, maar de boodschap is helder.

Pas aan het eind ontdek ik dat de huidige orde is aangesloten bij Chemin Neuf. Het feit dat ik dat ken en namen weet van een paar Nederlandse Chemin Neuf-gelovigen breekt het ijs een beetje.

We verlaten het klooster met een dubbel gevoel. Een prachtige plek met een zeer beladen geschiedenis. Een plek van rust, maar ook een plek waar iets stukgemaakt is dat nog niet is geheeld.
Ooit las ik de uitspraak dat kloosters de bewaarplaatsen van het evangelie zijn. En misschien is dat in Tibhirine wel precies het geval. Midden in de bergen, in een land waar het evangelie nauwelijks zichtbaar is. Na jaren zijn er nu weer een paar monniken die de erfenis van Tibhirine beheren; een erfenis van trouw aan de mensen en trouw aan God die zeven mannen hun leven heeft gekost. Elk weekend komen Algerijnen hier op bezoek. Misschien dat er niet meer woorden nodig zijn dan de weinige van pater Bruno om dat verhaal te vertellen. En misschien blijkt dat zwakke en kwetsbare uiteindelijk toch heel sterk te zijn en veel vrucht te dragen.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.